(8 oktober 2006 – update 230119) De onderzoekers John Cavanagh en Sarah Anderson halen in een artikel in The Nation de tien stellingen onderuit waarmee ´deskundigen´ het afgelopen jaar de Amerikaanse supermarktketen Wal-Mart opgehemeld hebben. Aanleiding voor hun kritiek is het veto waarmee de burgemeester van Chicago de verhoging van de minimumlonen voor employees van Wal-Mart en andere grote winkelbedrijven blokkeerde. Zonder veto was de verhoging doorgegaan…
Hun stellingen:
1. Als eerste is de stelling dat de lage prijzen van Wal-Mart de Amerikaanse consument 263 miljard dollar per jaar besparen, misleidend. Het verkeerde hanteren van prijsindexcijfers, en leugens over zogenaamde prijsvoordelen (bijv. bij medicijnen aankoop) schroefden het ´voordeelbedrag´ op. Verder zijn hierin niet de indirekte/onzichtbare kosten van de goedkope Wal-Mart producten, zoals de gevolgen van de moderne slavernij in de sweatshops, inbegrepen.
2. Loonsverhogingen tasten niet de concurrentiepositie van Wal-Mart aan. Zijn superwinsten laten daarvoor voldoende ruimte en hoeven evenmin te leiden tot verhoogde consumentenprijzen.
3. Het grote aantal sollicitanten voor een beperkt aantal Wal-Mart vacatures bewijst niet dat beloning en secundaire arbeidsvoorwaarden bij Wal-Mart zo geweldig zijn. Het is eerder een weerslag van de zwakke positie van werkzoekenden op de Amerikaanse banenmarkt.
4. In het geval van Chicago dreigde Wal-Mart zijn investeringen terug te trekken indien de minimumlonen zouden worden verhoogd. De ervaring leert echter dat het bedrijf zich alleen terug trekt uit een bepaald gebied/land indien de verwachte winstgroei niet opweegt tegen de ´last´ van (groeiende) vakbondsinvloed en overheidsregels (hetgeen bijvoorbeeld duidelijk werd bij ASDA (UK)). Cavanagh en Anderson stellen dat Wal-Mart, dat met zijn vestigingen als een olievlek het gehele rurale gebied van de VS heeft verzadigd, alleen nog winsten kan behalen in de steden; en dat het daartoe zo gunstig mogelijke investeringsvoorwaarden wil verwerven.
5. De concurrentiekracht van Wal-Mart leidde er toe dat ook andere bedrijven hun personeel bedienen met even slechte – en niet: ´’even genereuze´ – lonen en arbeidsvoorwaarden.
6. Wal-Mart’s expansiedrift en -beleid kost de gehele Amerikaanse retailsector netto meer banen dan dat het oplevert.
7. De opkomst van Wal-Mart leidde niet tot verbetering maar juist tot verslechtering van de koopkracht van de arme en middenklasse consument. Daar waar Wal-Mart een bepaald gebied ‘binnen komt’, neigen de meeste lonen te dalen en worden concurrenten ertoe gedreven de beter betaalde banen af te stoten. Dit vond met name plaats in het zuiden van de VS, waar veel Wal-Martwinkels zijn gevestigd.
8. Gezondheidszorg als ´voordeel´ behorend bij een (Wal-Mart)baan is zeker niet overbodig. Uit een interne memo blijkt dat 46 % van de kinderen van Wal-Mart employees niet of te laag verzekerd zijn. Nog niet de helft van zijn werknemers vallen onder het bedrijfsgezondheidsplan. Wal-Mart probeert de gezondheidsrisiko’s van zijn werknemers zoveel mogelijk af te wentelen op de overheid.
9. De bedrijfsvoering van Wal-Mart leidt tot een enorme uitstoot van CO2 en verbruik van olie(producten). De aangekondigde lijst van maatregelen om het milieu ´te sparen´ en een en ander meer ´duurzaam´ te maken, zijn niet meer dan een manier om critici de mond te snoeren.
10. In tegenstelling tot wat vele deskundigen beweren leidt de komst van Wal-Mart niet tot een verhoogde belastingopbrengst of tot meer algemene ontwikkeling in de vestigingsplaats. Geen Wal-Mart vestiging of er blijkt sprake van hoge subsidies en grote belastingvoordelen aan het bedrijf.
Bron:
– ¨Ten Reasons Why the Wal-Mart Pundits Are Wrong“, John Cavanagh en Sarah Anderson, The Nation, 29 september 2006.
(verkorte weblink: https://www.supermacht.nl/?p=15)